Ned. gemeente in de prov. Gelderland, in de Achterhoek, 9,29 km2, 8700 inw., 87% r.k., 8% n.h., 5% overige en g. kerkg.
De bodem bestaat uit diluviale zandgronden, behoudens beekafzettingen langs de Groenlose Slinge. Van de ca. 6,50 km2 cultuurgrond is ruim 75% grasland, de rest bouwland. De beroepsbevolking is werkzaam in de industrie en diensten. Belangrijke industriële vestigingen in Groenlo zijn: elektrische apparatenfabriek, bierbrouwerij, textielbedrijven, kartonnage-industrie, vleesconserven, meubelindustrie. Hervormde kerk, een laatgotische pseudobasiliek met toren uit 14e eeuw; Grols museum in 17e-eeuws vakwerk; stadsboerderij. Resten van versterkingen.GESCHIEDENIS Groenlo is begin 7e eeuw ontstaan. Het kreeg in 1277 het stadsrecht van Zutphen. Sinds 1406 behoorde het tot het leengebied van de bisschoppen van Munster. Groenlo was al vroeg een handelscentrum aan de weg Duitsland–Holland, waardoor er een bloeiend gildewezen ontstond. In de 16e–17e eeuw vormde het een sterke vesting, die als grensstad herhaaldelijk werd belegerd, vooral tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De stad werd in 1597 door Maurits van Nassau veroverd, in 1606 weer ingenomen door Spaanse troepen onder Spinola en in 1627 belegerd en heroverd door Frederik Hendrik, een van zijn schitterendste wapenfeiten, door Hugo de Groot vereeuwigd in zijn Obsidia Grollae.
Groenlo was een van de stemhebbende steden van het kwartier Zutphen. Van 1672–74 was Groenlo bezet door de bisschop van Munster. . LITT. T.A.M.Thielen, Gesch. van de enclave Groenlo-Lichtenvoorde (1966); W.P.Vemer, Kroniek van Groenlo (2e dr. 1966).