o.,
1. kleinigheid: geef me een griesje saffraan;
2. gebroken, maar niet geheel fijngemalen graan (e).
(e) Gries is een van de bijprodukten die ontstaan bij het uitmalen van granen (tarwegries, roggegries). De griessoorten zijn rijker aan eiwitstoffen, vetten en ruwe celstof en armer aan zetmeelachtige stoffen dan de granen. Griessoorten doen zowel dienst voor de voeding van runderen als van varkens en pluimvee. Voederwaarde: tarwegries zw 64,6, vre 13,9 %, ew 0,94; roggegries zw 66,7, vre 12,2%, ew 0, 86.