Frans schrijver, *6.9.1900 Parijs; zoon van protestantse Amerikaanse ouders. Green ging in 1915 over tot het rooms-katholieke geloof, trad daarna toe tot het boeddhisme en ging en 1939 opnieuw tot het rooms-katholicisme over.
Hij studeerde na de Eerste Wereldoorlog letteren te Charlotteville (VS), en vanaf 1922 te Parijs. Green is de schrijver van sombere, psychologisch-realistische romans over de mens en zijn levensangst (thema’s: zonde, seksuele verdringing, moord, verlangen naar verlossing). Zijn stijl is helder en heeft een grote suggestieve kracht. Belangrijk is verder zijn autobiografisch werk, met diepe zelfanalyse. Werken: Mont-Cinère (1926), AdrienneMesurat (1927), Léviathan (1929), L’autre sommeil (1931), Epaves (1932), Le visionnaire (1934), Minuit (1936), Varouna (1940), Memories of happy days (1942), Si j’étais vous (1947), Moira (1950), Le malfaiteur (1956), Chaque homme dans sa nuit (1960), Partir avant le jour (1963), Mille chemins ouverts (1964), Terre lointaine (1966), L’autre (1971), Ce qui reste du jour (1972); toneel: Sud (1953), L’ennemi (1954), L’ombre (1956); mémoires: Journal 1926—72 (9 dln. 1938—72; Ned. ven. Journal 1926— 45, 1977); La bouteille a la mer.
Journal 1972—76 (1976). Uitgave: Oeuvres compl. (7 dln. 1954 vgl.). litt. J.Semolué, J.Green ou l’obsession du mal (1964); R.de Saint-Jean, J.Green par lui-même (1965); N.Kostis, The exorcism of sex and death in J.Green’s novels (1973).
