hoofdstad van de prov. Granada, 165000 inw.
De industrie richt zich m.n. op verwerking van de agrarische produkten van de omgeving (voedingsmiddelen, tabak, hennep, textiel, keramiek, chemicaliën). Belangrijk agrarisch handelscentrum met universiteit (1553) en kunstacademie. Zetel van een aartsbisschop. Het oudste gedeelte, Albaicin, het vm. Moorse kwartier, heeft resten van een Moorse muur. Het is thans de wijk van de zigeuners, die er wonen in rotshuizen.
Zuidelijk hiervan ligt op een heuvel het wereldberoemde →Alhambra. Aan dezelfde kant van de stad ligt op een helling het Generalife, de vm. residentie van de Moorse sultans. Van de gebouwen in Granada zijn vermeldenswaard de gotische kathedraal Santa Maria de la Encarnación (1523 begonnen, voltooid in 1703). Tegenover de kathedraal bevindt zich de Casa del Cabildo Antigua (vm. Moorse universiteit). Men vindt verder nog resten van gebouwen in Moorse stijl (o.a. de Casa del Chapiz, een woning uit de 16e eeuw). Bezienswaardig zijn: Hospital de San Juan de Dios (1552), Museo de la Capilla Real (Vlaamse primitieven), Archeologisch museum en Museum voor Schone Kunst (in Casa de Castil), Museo Provincial (Spaanse schilderkunst).geschiedenis. Mogelijk lag reeds lang vóór de Romeinse tijd op de plaats van Granada het Iberische Ileberri(s). In het door de Arabieren sedert de 8e eeuw overheerste deel van Spanje behoorde Granada van 1229-38 tot het rijk van Murcia en was daarna de bloeiende residentie van de dynastie der Nasriden, tot Castilië in 1492 Granada veroverde.
Onder de Nasriden, die grote geleerden als Ibn Batoeta en Ibn Chaldoen naar hun hof wisten te doen komen, bereikten kunst en wetenschap te Granada een grote hoogte. litt. J.Gudiol Ricart, Guia artistica de Granada (1950); T.Peramos, Granada temas españoles (1955); J.L.Schonberg, Granada et le miracle Andalou (1957); J.Bosque Maurel, Geografia urbana de Granada (1962); E.Sordo, Granada (1964); J. Boaque Maurel, Granada, la tierra y sus hombres (1971).