m.,
1. eenjarige, netelachtige plant (Cannabis sativa), uit de vezels waarvan men touw en zeildoek vervaardigt (e); roten, braken, hekelen; braak -, schil -, bent mannelijke, vrouwelijke en onzijdige hennep (onrijpe hennep);
2. de bastvezels van Cannabis en andere planten die dienen als grondstof voor touwwerk en weefsels: bombay —, manilla —, jute—.
(e) Hennep wordt vooral in Italië en de Oosteuropese landen verbouwd, in Frankrijk nog op beperkte schaal, terwijl de teelt in Nederland en België verdwenen is. De hennepvezel ondervindt nl. steeds meer concurrentie van de synthetische vezels en plastic bij de vervaardiging van o.a. kabeltouw en bindtouw. Het is een snelgroeiend gewas en daardoor uitstekend geschikt voor de bestrijding van onkruid en als windhaag. Hennep kan op vele grondsoorten verbouwd worden mits deze vochthoudend en vruchtbaar zijn. Men zaait 50-70 kg/ha op 15 cm rijenafstand. Voor een hoge stroopbrengst is veel stikstof nodig. De groeiperiode is ca. 5 maanden, waarbij een lengte van ca. 2,5 m bereikt kan worden.
Men onderscheidt eenhuizige rassen met doorgaans een hoger vezelgehalte en tweehuizige rassen, die een betere, meer soepele vezel geven en gevoeliger zijn voor daglengte. Gemiddeld heeft men evenveel vrouwelijke als mannelijke planten. De mannelijke planten zijn een maand eerder rijp dan de vrouwelijke. Als ziekte kan vooral de grauwe schimmel (Botrytis cinerea) optreden, die een witte manchet op de stengel vormt. Voorts als parasiet een bremraapsoort, die in Italië en Frankrijk zeer ernstige schade veroorzaken kan. De oogst, die ook machinaal geschieden kan met een omgebouwde zelfmaaier, vindt eind aug.-begin sept. plaats.
Het zaad is bij de vogels zeer gezocht (bevat ca. 30-35 % vet). De vezelwinning, via roten, zwingelen en hekelen, levert nog vaak moeilijkheden op, zodat men het gewas na de oogst wel als vlas in dauwroot legt.
Naast de technische vezel kent men ook een elementaire vezel (cotonine). Deze verkrijgt men door te lang roten of door cotoniseren. De cotonine van vlas is 0,8—7 cm lang, die van hennep 1,5—5 cm. De fijne hennepvezels worden versponnen en verweven tot weefsel en band, die gebruikt worden door bepaalde godsdiensten in kledingstukken in de plaats van linnen. In Frankrijk wordt de hennep in hoofdzaak geteeld als grondstof voor de papierindustrie. De tropische hennepvariëteiten onderscheiden zich door een harsachtige afscheiding rond de vrouwelijke bloemgroepen. Deze kleverige substantie, m.n. bestaande uit een alkaloïd (cannabinol), wordt als →hasjisj en →marihuana verzameld en clandestien als verdovend en opwekkingsmiddel (drugs) in de handel gebracht.