o. (-en), bij de internationale gouden standaard de zich aan beide zijden van de goudpariteit bevindende wisselkoersnotering, waarbuiten de valutamarkt niet schommelt (ca. 1/2% boven en beneden de pariteit, totale marge dus ca. 1 %). (e) Het onderste goudpunt (goudinvoerpunt) was de notering waarbij het voordeliger werd betaling in goud te vragen en die overeenkwam met de theoretische →goudpariteit verminderd met de kosten van verzending en versmelting van het goud. Het bovenste goudpunt (gouduitvoerpunt) was de koers waarbij het land goud begon te verliezen en die overeenkwam met de theoretische goudpariteit vermeerderd met de kosten van verzending en versmelting.
In het Engelse systeem van wisselkoersnotering (vaste waarde in het binnenland) is het goudinvoerpunt het bovenste, het gouduitvoerpunt het onderste goudpunt. In de latere stelsels van vaste wisselkoersen werd de plaats van de goudpunten ingenomen door de -Mnterventiepunten, koersen b.v. -3/4% boven of beneden de officiële pariteit (zodat de koerszoom of bandbreedte ca. 11/2 % beliep), waarbij de centrale bank in het verloop op de valutamarkt ingrijpt door aanof verkoop van de betrokken buitenlandse valuta, →gouden standaard.