v., de vaste waardeverhouding tussen twee valuta’s van landen met de gouden standaard, afgeleid uit de vergelijking van de hoeveelheden fijn goud in de resp. standaardmunten.
(e) Vóór 1914 bevatte b.v. volgens de Engelse wet de gouden sovereign 113 grains = 7,3224 g zuiver goud, terwijl volgens de Ned. wet het gouden tienguldenstuk 6,048 g zuiver goud bevatte. Hieruit volgde dat 7,3224 : 6,048 = 1,2107 gouden tientjes in waarde gelijk stond met 1 sovereign ofwel dat de goudpariteit was £ 1 = f 12,107. Dit kon ook worden afgeleid uit vergelijking van de, onder de →gouden standaard in ieder land geldende vaste en onveranderlijke goudprijs. In Nederland bevatte 1 kg zuiver goud de hoeveelheid metaal nodig voor het vervaardigen van 1000 : 6,048 = 165,3 gouden tientjes, d.i. een goudprijs in guldens van f 1653, per kg fijn. In Frankrijk, Zwitserland, België was het gouden 20-frankstuk wettelijk gedefinieerd als bevattende 5,8046 g zuiver goud, d.w.z. 1 kg goud was voldoende voor de vervaardiging van 1000 : 5,8046 = 172,2 stukken van 20 francs, d.w.z. een goudprijs in franken van f3444 per kg fijn. De goudpariteit tussen gulden en frank was derhalve 1653 : 3444 d.i. F1 = f0,48.