grootste stam van Dravidische oorsprong in het centrale bergland van India. Waarschijnlijk zijn de Gond geëmigreerd uit Zuidnaar Midden-India.
Zij vormden van de 14e-18e eeuw aparte vorstendommen, maar werden door de vorsten van Marathi verslagen. Daarna trokken zij zich terug in de bossen en moeilijk toegankelijke berggebieden van het noorden van Midden-India. In 1853 werden ze door de Engelsen onderworpen. Door een intensief contact met de hindoecultuur vindt men bij de Gond een verdeling in ➝kasten, zoals de agaria (smeden) en de pardhans (priesters en zangers). Sommige groepen hebben deelstaten gevormd, zoals de Maria en de Muria in het district Bastard. Iedere stam bij de Gond is onderverdeeld in twee of meer exogame groepen, die op hun beurt weer bestaan uit een aantal patrilineaire families.
De rechtspraak is in handen van een dorpsraad (panchayat), die is samengesteld uit de oudere mannen. Een van de meest voorkomende straffen is de verplichting tot het geven van één of meer feesten. De veroordeelde is dan gewoonlijk na de festiviteiten volledig geruïneerd.litt. V.Elwin, The agaria (1942); V.Elwin, The Muria and their ghotul (1947).