vloeistof die bij zware storm door een schip op de golven wordt gestort om deze af te slechten. De golven krijgen dan geen overslaande koppen meer die de oorzaak zouden kunnen zijn van stormschade aan een schip en/of lading.
Het effect is een gevolg van de grote viscositeit van de voor het doel geschikte soorten olie door hun in vergelijking met water kleinere oppervlaktespanning. Voor een goed resultaat moet aan de zijde van het schip die aan de golven is blootgesteld, een dun laagje olie op het water worden aangebracht. Daartoe gebruikt men in de regel ruitvormige, met werk (d.i. geplozen touw) en olie gevulde zakken met kleine gaatjes, waar de olie doorheen druppelt. Veel schepen hebben een in de boeg ingebouwde oliestortinstallatie: een kleine tank met twee ter hoogte van de waterspiegel aan weerszijden van de voorsteven uitmondende dunne buisjes. Ook kan de olie worden gestort door boven water uitmondende buitenboordopeningen, zoals afvoerbuizen van w.c.’s e.d. Het oliestorten moet voortdurend doorgaan, omdat het olielaagje zich niet met het schip mee verplaatst.