bn. en bw. (-er, -st),
1. een goede gezindheid (jegens iemand) hebbend of tonend, welwillendheid: de goedgunstige lezer, de vriendelijke lezer; hij verzocht om de goedgunstige aandacht van zijn hoorders;
2. bw., welwillend, genegen, minzaam: bij hoorde haar verzoek aan.