(glinsterde, heeft geglinsterd),
1. met een ongestadig licht stralen (minder intens dan flikkeren): talloze sterren glinsterden aan de hemel; gewoonlijk van weerkaatst licht, beweeglijk, in allerlei richtingen blinken: de bevroren ruiten glinsterden in het maanlicht; er glinsterde een traan in haar oog; ook van wat niet eig. blinkt, maar in fel licht ligt;
2.(van de ogen) tengevolge van gemoedsbewegingen een sterke uitdrukking hebben: met glinsterende ogen luisteren.