Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

glimmen

betekenis & definitie

(glom, heeft en is geglommen),

1. branden zonder vlam, gloeien: een vuurtje lag te -, een flauwe, gestadige glans van zich geven: de sterren glommen aan de hemel;
2. in het licht met gestadige glans blinken: de tafel glimt als een spiegel; alles glimt je hier tegen, alles blinkt en schittert (m.n. van goed onderhouden meubels); een glimmende jas, die door slijten glad is geworden en spiegelt; die koeien van het vet, hebben een glans van gezondheid, welgedaanheid;
3. schitteren, glinsteren, blinken: hun oogjes glommen van blijdschap;
4. het zich uiterlijk zichtbaar vertonen van aangename gemoedsaandoeningen: hij glimt van plezier.

< >