Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gezinstehuis

betekenis & definitie

o. (-huizen), (ook: gezinshuis), moderne vorm van kleinschalige residentiële hulpverlening aan minderjarigen die elders (in grote inrichtingen of op zichzelf) niet tot ontplooiing zouden kunnen komen.

(e) Een gezinstehuis kan een sluisfunctie hebben, b.v. voor kinderen van ca. 10-16 jaar die niet meer op hun plaats zijn in een groot behandelingstehuis, maar nog niet toe zijn aan het zelfstandig op kamers wonen. Soms heeft het een gezinsvervangende functie, b.v. als beide ouders plotseling door een verkeersongeval om het leven zijn gekomen. Soms treedt het gezinshuis op als definitieve opvang van b.v. volwassen zwakzinnigen, van zeer moeilijk opvoedbare, gestoorde kinderen, waarvoor in andere inrichtingen geen plaats kan worden gevonden (b.v. de Browndalehuizen). De opzet is vrijwel in al deze gevallen aldus, dat hetzij een echtpaar, hetzij twee groepsleiders samenwonen met vier-vijf kinderen in een gewoon huis. De leiding van het huis kan te allen tijde terugvallen op een zeer deskundige staf van psychiaters, psychologen, orthopedagogen enz. Een zeer bijzondere vorm van gezinshuis is de Triangel in Amsterdam, een mengvorm van internaat en externaat. Bij gezinsproblemen, b.v. bij kindermishandeling, kan tijdelijk het gehele gezin worden opgenomen, waarbij door sociale activeringshulp de totaalsituatie van het gezin (en niet van het kind alléén) wordt beïnvloed,

< >