v. (-s), (sociologie), het alleenrecht op geweld dat de staat zich toekent.
(e) Max Weber heeft deze term geijkt: de staat is de centrale instantie die binnen een bepaald gebied het monopolie heeft tot legitieme gewelduitoefening. N.➝Elias heeft erop gewezen dat een geweldsmonopolie pleegt samen te gaan met een belastingmonopolie; het één vormt een voorwaarde voor het ander. De totstandkoming van beide monopolies en de voortdurende strijd om de controle erover zijn essentiële aspecten van het proces van -➝staatsvorming.