(e) Onder gewas worden meestal verstaan de in de landbouw op verschillende akkers geteelde monoculturen in een gevorderd stadium. Eén tarweplant is geen gewas.
Gewassen zijn meestal met opzet en met een economisch doel geteeld. Wilde vegetatie kan echter ook als een gewas bestempeld worden (struikgewas). Dan nog kan dit echter een al of niet verwilderde aanplant betreffen. De plantesoort of de situatie in het veld kan nader toegelicht worden naar: de aard (cultuurgewas), de teeltsector (akkerbouwgewas), botanisch (graangewas), de soort (gerstgewas), het oogstprodukt (knolgewas, vezelgewas), het klimaat (tropisch gewas), de grondsoort (kleigewas), de teeltwijze (monocultuur), de zaaitijd of het seizoen (voorjaarsgewas, zomergewas) en het groeistadium (gesloten gewas, afrijpend gewas).