o. (-en),
1. het recht, de gerechtigheid: het hemelse —, de gerechtigheid Gods;
2. de verpersoonlijking van het recht, Themis of vrouwe Justitia: het Gerecht heeft wel de blinddoek voor, als het moet vonnis vellen, maar
3. rechtsprekend lichaam, rechterlijk college: iemand voor het dagen; ook in toepassing op personen die het rechtsprekend lichaam vertegenwoordigen: het komt om de goederen te verzegelen.