Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Genk

betekenis & definitie

Belg. gemeente in de prov. Limburg (arr.

Hasselt), 87,85 km2, 60470 inw. Door de steenkoolontginning (steenkoolmijnen Winterslag, Waterschei en Zwartberg) is Genk in het begin van de 20e eeuw van agrarisch gehucht tot een belangrijk verzorgingscentrum uitgegroeid. In 1966 werd de mijn Zwartberg gesloten. Langs het Albertkanaal bezit de gemeente in het gehucht Langerlo de grootste kolenhaven van België. Ter verbetering van de dalende werkgelegenheid in de steenkoolnijverheid werden in het begin van de jaren zestig twee industrieterreinen (ca. 2300 ha) aangelegd, waarop o.a. gevestigd zijn: automontagefabriek Ford (ca. 10000 werknemers), ijzeren staalindustrie (Allegheny-Longdoz), chemische industrie, elektriciteitscentrale, schoenenen kledingfabricage, metaalen houtverwerkende nijverheid. Door de opzet van een winkelcentrum, schoolcomplexen, sportgebouwen en andere openbare voorzieningen tracht men de verzorgingsfunctie en het stedelijk karakter van Genk-Centrum te versterken.

Het landbouwareaal is nog zeer beperkt. Het bosareaal beslaat 1680 ha en omvat o.m. het provinciaal domein Bokrijk, een recreatiecentrum met o.a. horecabedrijven, arboretum, kinderspeeltuinen en een openluchtmuseum (oude cultuurlandschappen: Haspengouw, Kempen, Vlaanderen). Verder bezit de gemeente de recreatiekern Kattevenia (paardesport) en natuurreservaat De Maten. Vliegveld te Zwartberg.

< >