Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

genie (milit.)

betekenis & definitie

[➝Fr.], v. (g. mv.), (milit.) het legeronderdeel dat in oorlogsen vredestijd belast is met het aanleggen van alle militaire werken: (e) Oorspronkelijk was de genie een legeronderdeel, belast met die delen van de oorlogstechniek die te gespecialiseerd waren om aan andere legeronderdelen te worden overgelaten. In het Romeinse leger werd door het korps der fabri min of meer een geniefunctie vervuld.

Bij Caesars oorlog tegen de Galliërs had de praefectus fabrum o.a. de leiding over groepen arbeiders die militaire wegen aanlegden. De fabri vervaardigden en onderhielden verder de oorlogsmachinerieën (belegeringswerktuigen e.d.). In Engeland bestond (blijkens het Domesday Survey van 1087) een Waldivus ingeniator, die de hoogste militaire ingenieur en een voornaam leenman was. In de vroege middeleeuwen werden dergelijke functies vaak door geestelijken bekleed. Ca. 1300 werd in Engeland de functie van attilator, die de supervisie had over de fortificaties en oorlogswerktuigen, in het leven geroepen. In Frankrijk verleenden de koningen het ingenieursbrevet aan infanterieofficieren, die dan tevens civiele taken kregen.In Nederland bestond reeds tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) het korps der mineurs, dat mijnen (onderaardse gangen) moest aanbrengen in de vestingoorlog. In 1748 is een regiment mineurs en sappeurs opgericht, dat beschouwd wordt als het begin der Ned. genie. Ook het corps ingenieurs onder leiding van Menno van Coehoorn (11704) kan echter als zodanig beschouwd worden. In Frankrijk maakte Vauban van de genie een afzonderlijk wapen. Waarschijnlijk is de term genie van hem afkomstig. Reeds Hendrik iv (t 1610) had de vestingbouwers in een korps verenigd, terwijl de Zweedse koning Gustaaf II Adolf een ten nauwste met zijn generale staf gelieerd ingenieurskorps stichtte.

In 1717 richtte Oostenrijk militaire ingenieursscholen op te Wenen en Brussel. In Saksen, Frankrijk en Pruisen zijn in resp. 1742, 1750 en 1788 zulke scholen ontstaan. Een genie naar het model van Vauban werd in 1712 ingevoerd in Saksen, in 1729 in Pruisen en in 1747 in Oostenrijk.

In 1814 werd in Nederland gevormd een bataljon pontonniers. In de 19e eeuw kreeg de genie door de dienstplicht en de grote omvang van het leger vooral belangrijke verkeerstaken. Uit de mineurs en sap-peurs kwamen de genietroepen, uit het korps ingenieurs ontstond tenslotte (na tal van reorganisaties) de staf der genie. Andere onderdelen van de Ned. genie werden de pontonniers, verlichtingsen verbindingstroepen. De verbindingstroepen vormden na de Tweede Wereldoorlog een apart, 5e wapen in Nederland, terwijl de verlichtingstroepen die voor de gevechtsveldverlichting zorg droegen en de zoeklichten bemanden, overbodig werden.

Ook in België zijn genie en verbindingstroepen afzonderlijke wapens geworden.

De genie heeft als voornaamste taken: het berijdbaar houden van het wegennet, het zo nodig vernielen van bruggen e.d. met springstof, opruiming van hindernissen, opruimen of leggen van mijnenvelden, bouw of herstel van bruggen, drinkwatervoorziening (in België evenwel een taak voor de logistiek), aanleg en onderhoud van vliegvelden, pijpleidingen, kampementen en opslagplaatsen. Om tanken pantservoertuigformaties in beweeglijk gevoerde gevechten te kunnen begeleiden en deze gevechtstroepen snel te kunnen steunen met werkzaamheden in het kader van bovengenoemde genietaken, is thans bij pantser(infanterie)brigades in Nederland een compagnie, in België een bataljon pantsergenietroepen, o.m. voorzien van ➝tankdozers en ➝-brugleggende tanks, organiek ingedeeld.

< >