Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

genie (buitengewoon begaafde)

betekenis & definitie

[➝Fr.], o. (-ën), 1. de aangeboren gave van grote geesten die hen in staat stelt iets buitengewoons te scheppen; buitengewone begaafdheid en oorspronkelijkheid van geest: het van Rembrandt; iemand van —, een geniaal persoon; begaafdheid in het algemeen: dichterlijk, muzikaal —; zij bezitten geen vonk, geen sprank 2. iemand met bijzondere begaafdheden (e): hij is een -;een krachtig, een groot —; een miskend —, iemand wiens geniale denkbeelden de wereld niet heeft willen aanvaarden (vaak scherts.); (ook) een mislukt —; hij is geen —, geen uitblinker.

(e) Het genie is zijn tijden vakgenoten vooruit in zijn ideeën en scheppingen zonder, ondanks veelvuldige spanningen met het engere en wijdere milieu, los te raken van zijn sociale achtergrond. Zijn werken houden hun betekenis, ook lang na zijn leven. In strikte zin opgevat moet genialiteit samengaan met enige universaliteit: van het genie mag dan verwacht worden dat hij op meer dan één gebied origineel werk van uitzonderlijk hoog niveau levert. De hoogte van het intelligentiequotiënt (IQ) vormt geen garantie voor genialiteit; wel lijkt een hoge verstandelijke begaafdheid voorwaarde, evenals wilskracht, doorzettingsvermogen en een samengaan van gevoel en verstand. Naast (niet zelden) aanwijsbare erfelijke aanleg vormt opvoeding een belangrijke factor. De populaire opvatting dat genieën vaker psychopathisch gedrag vertonen dan andere mensen is niet gefundeerd.

LiTT. L.Terman en M.Oden, The gifted group at mid-Iife (1959).

< >