[➝Fr. gens d’armes, gewapende lieden],
m. (-s, -n),
1. politiesoldaat, (o.a. in een aantal Franssprekende landen), (gew.) marechaussee (e);
2.(overdr.) brutaal optredend vrouwmens, manwijf.
(e)In de middeleeuwen waren gendarmes geharnaste ruiters in dienst van bannerheren. Later behoorden zij tot de zware ruiterij, die in Frankrijk sinds Lodewijk xm (17e eeuw) ook politiediensten vervulde. Zij ressorteerden onder de maarschalken des konings (vandaar ook marechaussee).
Thans wordt met gendarmerie in Franssprekende landen het politiekorps aangeduid, dat op militaire wijze is ingericht en belast is met de zorg voor de veiligheid op het platteland en ook andere politiediensten kan verrichten. Zij kan haar dienst zowel te voet, te paard of gemotoriseerd verrichten. Tot haar bewapening behoort ook de karabijn. Onder verschillende benamingen heeft men ook buiten de Franssprekende landen soortgelijke korpsen.
In Nederland bleef de gendarmerie bestaan onder de naam ➝marechaussee, in België onder de officiële Nederlandstalige benaming Rijkswacht; in de Vlaamse prov. is de Franse benaming gendarme in de volksmond ook gebruikelijk.