m., de samenzang in de christelijke gemeente.
(e) De Reformatie stelde de gemeentezang centraal binnen de kerkmuziekpraktijk. Voor ➝Calvijn was de onbegeleide gemeentezang zelfs de enige vorm van kerkmuziek binnen de eredienst. In de lutherse traditie bleef de koorzang als bijzondere vorm van samenzang een belangrijke rol vervullen, te vergelijken met de taak van de diaken, later van de schola in de vóór-reformatorische kerk.
Ook in de Rooms-Katholieke Kerk is sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) de gemeentezang duidelijker toegewezen aan schola (koor) en volk, die samen de gemeente vormen. Veel nieuwe liturgische composities houden daar rekening mee, door aan de gemeente een afzonderlijke functie bij het zingen te geven, zodat er een wisselwerking ontstaat tussen koorzang en gemeentezang. De Franse componist J.➝Gelineau was hierin (o.a. met zijn Messe responsoriale) al voorgegaan, ➝kerkmuziek.