bn.,
1. een kam hebbend (op kop of rug): een gekamde haan; een slang met een gekamde rug;
2. van een kamvormig uitsteeksel voorzien: ik zag de veren zwieren om zijn gekamde helm; (van golven) kamvormige toppen hebbende, gekuifd;
3. ornament, als met een kam aangebrachte versiering (op keramiek).