m. (-s), voorziening in of om het oor aangebracht om dit tegen geluid te beschermen.
(e) Gehoorbeschermers bestaan in de vorm van watachtige proppen die in de gehoorgang worden aangebracht, en in de vorm van inwendig met dempend materiaal beklede doppen die rond het oor tegen het hoofd worden geklemd; deze dienen de gehele oorschelp te bedekken. Gebruik van gehoorbeschermers is gewenst wanneer men in een situatie verkeert waar gedurende langere perioden een geluidsniveau van meer dan 85 decibel heerst.