Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gehoorbeentje

betekenis & definitie

o. (-s), algemene ben. van de beenderen die zich in het oor van mens en dier bevinden; de gehoorbeentjes, de drie in de trommelholte van het oor aanwezige beentjes (ossicula auditus), te weten de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel.

(e) De gehoorbeentjes vormen te zamen een verbinding tussen het trommelvlies en het inwendige oor (➝gehoororgaan); zij brengen de trillingen van het trommelvlies over naar het inwendige oor. Zij vormen een aanpassing voor het horen van geluiden in lucht: de trillingen van het trommelvlies met relatief grote amplitude worden omgezet in trillingen met kleinere amplitude maar grotere ‘stootkracht’, nodig voor een goe. energieoverdracht op het met vloeistof gevulde inwendige gehoororgaan.

< >