Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gasthermometer

betekenis & definitie

m. (-s), thermometer met een gas als werkend lichaam.

(e) De gasthermometer berust op het feit dat voor een vaste hoeveelheid gas (meestal helium, waterstof en stikstof) de temperatuur berekend kan worden uit het volume en de druk. Een gasthermometer (afb.) bestaat uit een reservoir R, waarin zich het gas bevindt en dat in verbinding staat met de ruimte A. A is via een flexibele slang verbonden met de verticale buis B. In de slang en gedeeltelijk in A en B bevindt zich een vloeistof (meestal kwik). Op A bevindt zich een merkstreep (➝) zodat door het verticaal verschuiven van B er voor gezorgd kan worden dat het kwik in A nauwkeurig tot de merkstreep komt. Het hoogteverschil h van het kwik in A en B kan op een schaalverdeling worden afgelezen.

Bij het bepalen van een temperatuur t wordt R op een bekende temperatuur gebracht (b.v. 0 °C).

Daarna brengt men het kwik in A tot de merkstreep en leest men het hoogteverschil h af. Dit hoogteverschil, vermeerderd met de druk van de buitenlucht, die op een barometer kan worden afgelezen, is de druk P van het gas in R bij 0 °C. Vervolgens brengt men R op de te bepalen temperatuur, stelt het kwik weer tot de merkstreep en bepaalt opnieuw het hoogteverschil, en daarmee de druk Pt. Uit de formule Pt = P (1 + αt), waarin α de spanningscoëfficiënt van het gas is kan men t bepalen.

De gasthermometer is veel moeilijker te hanteren dan een normale vloeistofthermometer, maar is veel nauwkeuriger. Hij wordt daarom gebruikt om andere thermometers te ijken. Ook is de gasthermometer bruikbaar over een veel groter temperatuurgebied dan een vloeistofthermometer.

< >