[Ital., klucht], v. (g. mv.), Italiaanse populaire dichtvorm uit de 12e—13e eeuw, bestaande uit coupletten en refreinen.
(e) De frottola werd tot de 16e eeuw door verschillende dichters (o.a. Sacchetti, Petrarca, Pulci) gebruikt en gewijzigd. Ze was van godsdienstig en didactisch karakter, maar vaak ook van wereldlijke, amoureuze, humoristische of satirische inhoud.
De muzikale frottola is een (meestal vierstemmige) compositie, die in de 15e eeuw opkwam en zich in de 16e eeuw splitste in het polyfonische madrigaal en de villotta of villanella.