Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Fries (Jakob Friedrich)

betekenis & definitie

Duits filosoof, *23.8.1773 Barby, ♱1O.8.1843 Jena. Fries was hoogleraar te Heidelberg, later te Jena.

Hij is een van de voornaamste vertegenwoordigers van het psychologisme in de filosofie. Daar alle kennen psychisch is, moet volgens Fries de filosofie gebaseerd worden op de psychologie. Filosofie is derhalve psychische antropologie, gefundeerd op geestelijke zelfobservatie. Ieder mens is in het bezit van de filosofische apriorische kennis en past ze in het handelen voortdurend toe. Er wordt dus verder niets vereist dan deze immanente, maar duistere inzichten door zelfwaarneming en reflectie aan het licht te brengen en vast te stellen. In de psychologie ontkent hij de mogelijkheid van een mathematische methode. Ook houdt hij vast aan het begrip van de psychische ‘vermogens’, daar het een valse spitsvondigheid zou zijn, geesteswerkzaamheden zonder geestelijke vermogens te willen denken.Het zelfstandigst is Fries in zijn godsdienstfilosofie, waar hij positie neemt tegenover het in zijn tijd oppermachtige pantheïsme. Van grote betekenis is zijn werk Wissen, Glaube und Ahndung, waarin vooral het gevoelsmoment op de voorgrond treedt en zo het religieuze met het esthetische ‘Erleben’ in nauwe verbinding komt.

Werken: Wissen, Glaube und Ahndung (1805; 2e dr. 1905); Neue Kritik der reinen Vernunft (3 dln. 1807), Handbuch der prakt. Phil: (2 dln. 1818-32), Handbuch der psych. Anthropologie (2e dr. 1839). LITT. G.Weiss, Fries Lehre von der Ahndung in Aesth., Rel. und Eth. (1912); M.Hasselblatt, J. Fries (1922); J.Hasenfuss, Die Religionsphilos. bei J.Fries (1936).

< >