Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

fries (bouwkunst)

betekenis & definitie

v./m./o. (friezen),

1. horizontale band tussen de architraaf en de kroonlijst;
2. versierde strook boven langs de lambrizering van een vertrek, boven om een vaas en langs een schoorsteenmantel; bovenstuk van een toneeldecoratie; belegstuk van een kanon.

Het fries is het middelste gedeelte van het hoofdgestel (architraaf, fries en kroonlijst), het horizontale, op zuilen rustende deel van de façade van een klassieke Griekse tempel. Het fries rust op de architraaf en wordt aan de bovenzijde afgedekt door de kroonlijst. In de Dorische bouworde bestaat het fries uit een afwisseling van trigliefen en metopen. Bij de Ionische bouworde is het fries niet door trigliefen onderverdeeld, maar loopt aan een stuk door en bestaat uit naast elkaar geplaatste marmeren platen; hierop is meestal in reliëf beeldhouwwerk aangebracht. Parthenon.

< >