Westduitse stad in de deelstaat Rijnand-Palts, 45 000 inw. De industrie omvat machinefabrieken, klokkengieterij, kunststoffen.
Er zijn resten van de 13e-eeuwse augustijnenkerk. Frankenthal, voor het eerst genoemd in 772, was in de tweede helft van de 16e eeuw een toevluchtsoord voor uitgeweken ned.-hervormden. In de 18e eeuw kwam er een bloei door zijde-industrie, klokkengieterij en porseleinfabriek. KERAMIEK. De porseleinmanufactuur te Frankenthal behoorde tot de zeven belangrijkste Duitse porseleinfabrieken in de 18e eeuw. Het bedrijf, in 1755 door Paul A.Hannong van Straatsburg naar Frankenthal verplaatst, werd in 1762 eigendom van keurvorst Karl Theodor van de Palts. Tot 1799 werden hier veelkleurig gedecoreerd serviesgoed en beeldjes (herders, komedianten, jachttaferelen) vervaardigd, aanvankelijk beïnvloed door Meissner porselein, later produkten uit Sèvres.
Modelleurs waren o.a. J.W.Lanz, J.F.Lück, K.Linck en J.P.Melchior.LITT. F.H.Hofmann, Frankenthaler Porzellan (2 dln. 1911); E.Heuser, Porzellan von Strassburg und Frankenthal (1922); W.B.Honey, German porcelain (1947).