Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Fouquet, Jean

betekenis & definitie

Frans schilder en miniaturist, *ca. 1420 Tours, †tussen 1471 en 1481 Tours. Fouquet reisde in zijn jeugd naar Italië, waar hij in 1447 het portret van paus Eugenius IV schilderde (verloren gegaan).

Hij was hofschilder van Karel VII en Lodewijk XI en werd in 1475 ‘peintre du Roy’. Zijn verluchting van gebedenboeken en kronieken bezorgde Fouquet grote roem; zeker negen hiervan zijn bewaard gebleven, o.m. de Statuten van de Orde van Sint Michaël (1469-72), het Gebedenboek voor Philippe de Commines (1474), Flavius Josephus’ Antiquités judaïques voor de hertog van Nemours (vóór 1477), het Gebedenboek voor Étienne Chevalier, de Boccaccio, Les cas des hommes et femmes nobles en de Grandes chroniques. Hij toonde zich hierin, in navolging van de Vlaamse schilders, een meester in verteltrant, waarbij personen, grote menigten en stadsbeelden minutieus werden weergegeven. Als hoofdwerk van zijn weinige schilderijen geldt het Diptiek van Melun (1450-52), bestaande uit twee panelen, nl. Étienne Chevalier met de H. Stefanus (Staatliche Museen, Berlijn) en het pendant Madonna met Kind, omgeven door engelen (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen). Dat Fouquet een belangrijk portrettist was, blijkt m.n. uit de beeltenis van Karel VII (1445, Louvre, Parijs).

Het enige van hem bewaard gebleven grote altaarstuk is de Bewening van Christus (kerk van Nouans). Ondanks het feit dat Fouquet zowel Vlaamse als Italiaanse invloeden onderging, was hij een typisch vertegenwoordiger van de in zijn tijd wat koele, waardige Franse schilderkunst. LITT. G. Lafenestre, Fouquet (1905); K.G. Perls, J. Fouquet (1940); P.

Wescher, J. Fouquet und seine Zeit (1957); LA. Lazard, Fouquet (1959).

< >