Frans staatsman, *27.1.1615 Parijs, †23.3.1680 Pignerol. Fouquet was procureur-generaal bij het Parijse parlement toen hij in 1653 als superintendant (minister) van Financiën medewerker werd van Mazarin.
De staat verkeerde in nijpende geldnood (Fronde en de nog durende oorlog tegen Spanje), waarin Fouquet trachtte te voorzien door leningen en verpachting van staatsinkomsten, bij welke financiële manipulaties hij zichzelf niet vergat. Zijn levenswijze van overdadige weelde (bouw van het paleis bij Vaux, steun aan letterkundigen zoals Molière en La Fontaine) wekte het wantrouwen van Colbert en kwetste de trots van Lodewijk XIV. Na Mazarins dood (1661) werd Fouquet van malversatie beschuldigd door Colbert, gearresteerd en na een langdurig proces, waarbij persoonlijke en politieke motieven een rol speelden en Colbert op de doodstraf aandrong, hoewel madame de Sévigné en La Fontaine vóór hem getuigden, veroordeeld tot verbanning. Dit vonnis werd door de koning verzwaard tot levenslange gevangenschap. LITT. G. Mongrédien, L’affaire Fouquet (1956); P. Morand, Fouquet (1961).