[cltal. fontanella, fonteintje], v./m. (-len), plaats in het schedeldak waar de verbening nog niet tot stand is gekomen, zodat bindweefselbruggen tussen de schedelbeenderen bestaan.
In het schedeldak van de pasgeborene bevinden zich twee fontanellen, de grote en de kleine fontanel, resp. dicht bij vooren achterhoofd. De grote fontanel is ruitvormig en ligt tussen de beide wandbeenderen en de nog parige voorhoofdsbeenderen. De kleine fontanel is driehoekig en ligt tussen de beide wandbeenderen en het achterhoofdsbeen. Deze beide fontanellen zijn tijdens de geboorte geschikt om de ligging van de schedel te bepalen. Ook aan de zijkant van de schedel liggen twee fontanellen, één tussen wand-, voorhoofds-, slaapen wiggebeen en één verder naar achteren tussen wand-, slaapen achterhoofdsbeen. De fontanellen worden na de geboorte langzamerhand kleiner. In de 7e-8e maand is de kleine fontanel niet meer te voelen; de grote fontanel sluit zich vóór het 2e jaar.