Afrikaans volk dat de kern vormt van het vroegere koninkrijk Dahomey (West-Afrika). Cultureel en taalkundig behoren zij tot de Ewe.
Hun politieke bloeitijd begon nadat zij zich in het begin van de 18e eeuw hadden losgemaakt van de Oyo-(Joruba-)overheersing. Verovering van de kustgebieden bracht hen in direct contact met de Europeanen, wat een opleving van de (slaven)handel betekende. De Fonstaat was zeer centralistisch georganiseerd, de koning had veel macht. De benoeming van alle functionarissen was in zijn handen. Ook oefende hij strenge controle uit over de produktie van voedselen exportgewassen. Hij had een staand leger tot zijn beschikking.
Het aanbieden van mensenoffers door de koning aan zijn voorouders was gewoonte. De verovering door de Fransen van Dahomey in 1894 maakte een einde aan de Fonsuprematie.Landbouw is het belangrijkste bestaansmiddel. In de 19e eeuw werd de oliepalm door Europeanen aan de koning aanbevolen om het verlies aan inkomsten te compenseren, dat na het door hen gewenste verdwijnen van de slavenhandel zou ontstaan. LITT. W.J. Argyle, The Fon of Dahomey (1966).