(fluisterde, heeft gefluisterd), (onoverg.)
1. zacht, nauwelijks hoorbaar spreken, nl. zo dat de stembanden niet trillen;
2. een geluid voortbrengen dat op fluisterend spreken lijkt; (overg.)
3. op deze wijzen zeggen: zoete woordjes iemand iets in (ook aan) het oor —;
4. in bedekte termen zeggen, vertellen: boze tongen —.