[Eng.], thermisch kraakproces, waarbij zware olieresidu’s met een kookpunt >500 °C vercookst en gekraakt worden door ze op een geluïdiseerd bed van zeer hete fijne cokesdeeltjes te spuiten. De installatie bestaat in principe uit twee vaten: een reactor en een cokesafbrandketel.
Tussen beide vaten circuleren voortdurend cokes. Van de uit de reactor afvloeiende cokes wordt in de cokesafbrander een deel met lucht verbrand. De temperatuur van het overblijvende deel stijgt daardoor tot 590-610 °C. Dit deel wordt grotendeels naar de reactor teruggevoerd en onderhoudt daar de vereiste kraaktemperatuur van 480—565 °C. Daar het proces méér cokes oplevert dan in het afbrandingsproces verbruikt wordt, onttrekt men aan de afbrander ook cokes als produkt. De opbrengst van het proces is afhankelijk van het uitgangsmateriaal en bedraagt ongeveer: 11—15 % gassen (ethaan tot en met butaan), 17-21 % nafta (van pentaan tot gasolie 221 °C), 60 % gasolie (221-545 °C), 8-28 % cokes.