Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Fins

betekenis & definitie

Fins, I. bn., van, uit Finland; II. zn. o., taal van de Finnen.

Het Fins behoort tot de Oostzee-Finse groep der Fins-Oegrische talen en is nauw verwant aan het Oostkarelisch, Wepsisch, Wotisch, Estlands en Lijflands, in mindere mate ook aan het Hongaars en de Fins-Oegrische talen die door enkele volksstammen in Siberië worden gesproken. Ouden Middel-Fins hebben nooit bestaan. Evenals het Litouws behoort het Fins tot de best geconserveerde cultuurtalen. Het ongewijzigd handhaven van de overoude vormen wijst op het archaïsche karakter van het Fins. Hierdoor is het begrijpelijk, dat de oude volksliederenschat door de eeuwen heen voor de Finnen verstaanbaar is gebleven, ondanks een vrij groot aantal archaïsmen in b.v. de Kalevala. De latere schrijftaal vormde zich op grond van Mikael Agricola’s bijbelvertaling (midden 16e eeuw), steunend op het dialect uit de omgeving van Turku, en een aan de volkspoëzie ontleende trant van beeldspraak.

In de 17e eeuw, nog tijdens het Zweedse tijdvak, begon men in bescheiden mate met de studie van het Fins, maar de afhankelijke positie waarin het Fins ten opzichte van het Zweeds kwam te verkeren, heeft een domper gezet op de ontwikkeling van de eigen taal. Een Fins woordenboek werd reeds in 1678 door Henrik Florinus uitgegeven. De eerste Finse grammatica’s zijn van Eskil Petraeus (1649), Mathias Martinius (1689) en Bartholdus Vhael (1733). Het taalwetenschappelijk onderzoek, waarmee H.G.Porthan (1739—1804) in de 2e helft van de 18e eeuw begon, ontwikkelde zich een eeuw later tot een Fins-Oegrische taalwetenschap in ruimere zin.

De eigenlijke ontwikkeling en innerlijke vernieuwing van het Fins voltrokken zich in de tweede helft van de 19e eeuw. Tot de ontwikkeling van het Fins als litteratuurtaal, rijk aan expressiemogelijkheden, heeft in zijn tijd vooral de eerste in het Fins schrijvende prozakunstenaar A.Kivi bijgedragen. De hoofdeigenschappen van het Fins zijn: rijkdom aan klinkers, betrekkelijk gering voorkomen van medeklinkers, vocale harmonie, graadverdeling van de klinkers, ontbreken van een grammaticaal geslacht, verbuigingsuitgangen, rijkdom aan naamvallen, bepaalde systemen voor toepassing van infinitieven en participia, onomatopeeën (waardoor natuurklanken uitstekend kunnen worden getypeerd) en ontbreken van samengestelde werkwoorden. Het verschil tussen enkele en dubbele consonanten is even geprononceerd als het onderscheid tussen korte en lange klinkers. B.v. het woord kuka = wie, maar kukka = bloem; tuli = vuur, maar tuuli = wind. Het Fins heeft 15 consonanten (b, c, f en g ontbreken), waarvan 14 door tekens zijn voorgesteld en de 15e, een aspiratie, in de regel niet geschreven wordt; voorts 8 vocalen en 4 groepen van diftongen, gevormd door samenstelling van een klinker met i, ü, u, o, ö, of e.

De klemtoon valt steeds op de eerste lettergreep en herhaalt zich zwakker op de 3e, 5e enz. De declinatie van de zelfstandige naamwoorden heeft plaats door middel van suffixen. Men kent singularis en pluralis, en 15 naamvallen (in de praktijk gereduceerd). De conjugatie van de werkwoorden heeft eveneens plaats door middel van suffixen. Men onderscheidt singularis en pluralis, activum en passivum. De infinitief wordt geheel behandeld als een substantief.

Als een merkwaardigheid van het Fins kan men beschouwen, dat het woord ‘neen’ als bijwoord verbuigbaar is en derhalve zes verschillende vormen kan hebben. De ontkennende vorm bij werkwoorden wordt uitgedrukt door middel van een woordcombinatie, waarbij het ontkenningswoord verbogen is, maar het werkwoord onverbogen blijft: en tule (ik kom niet), et tule (jij komt niet), ei tule (hij of zij komt niet), emme tule (wij komen niet) enz. Lidwoorden kent het Fins niet en grammaticaal wordt het geslacht niet aangeduid.

Het Fins wordt geschreven zoals het wordt uitgesproken. Verandert de uitspraak dan houdt de schrijfwijze gelijke tred. De vervoegingen en vooral de verbuigingen bieden een opmerkelijke veelheid van vormen, dankzij het overvloedig gebruik van achtervoegsels, die de Fin in staat stellen om alles wat hij denkt tot in de fijnste nuances uit te drukken. Spellingsproblemen komen nagenoeg niet voor. De dubbele medeklinkers worden heel sterk uitgesproken, dikwijls zo krachtig, dat ze in Ned. fonetische teksten door een rijtje van vier medeklinkers zouden moeten worden aangeduid, b.v. tyttö (meisje), fonetisch als tuutttte. Er bestaat voorts een nevenaccent, dat de taal ritmisch maakt en harmonieus.

Fins is een voorbeeld van een sterk agglutinerende taal. De lengte van de woorden kan groter worden, doordat men in het Fins uitgangen in plaats van voorzetsels gebruikt, die dan aan het woord worden gekoppeld, b.v. Lähimmäisenrakkaudestammekin; de vertaling van dit suffixwoord zou in het Ned. moeten luiden: ‘ook door onze naastenliefde’. Het merkwaardigste is nu, dat de laatste drie lettergrepen van dit Finse woord op het volgende neerkomnen: sta = door, mme = onze, kin = ook. Het is een aparte wetenschap, hoe en waar de suffixen bij de woorden te rangschikken. Men kan in het Fins twee hoofddialecten onderscheiden: Westfins en Dostfins.

Het Westfins omvat het Zuidwestfins, het Tavastlands en het Zuidoostbotnisch; het Oostfins omvat het Fins-Karelisch, Savolands en NoordoostBotnisch. [dr.R.K.Broersma-Luomajoki] grammatica’s: E.N.Setälä, Suomen kielioppi (16e dr. 1963); E.N.Setälä, Suomen kielen lauseoppi 13e dr. 1960); L.Kettunen-M.Vaula, Suomen kieioppi (12e dr. 1963); A.Penttilä, Suomen kielioppi 2e dv. 1963); J.Atkinson, A Finnish grammar 1971). Woordenboeken: K.Cannelin, Fins-Zweeds 9e dr. 1952); A.W.Rankka-W.O.Streng, DuitsFins (7e dr. 1952); E.Hagfors, Frans-Fins (3e dr. .954); T.Nurmela, Fins-Frans (1955); A.Wuolle, Fins-Engels (6e dr. 1956); P.Katara, Fins-Duits (3e Ir. 1957); A.Rosendahl, Duits-Fins (10e dr. 1957); V.S.Alanne, Fins-Engels (2e dr. 1963). Finse woordenboeken: C.Ganander, Uusi suomen sanakirja (3 dln. 1938); Nykysuomen sanakirja (3 dln. 1966). LITT. E.Neuvonen, Eléments de finnois (1951); L. A.Posti, From pre-Finnic to late proto-Finnic (1953); H.Fromm en M.Sadeniemi, Finnisches Elementarbuch (1956); R.T.Harms, The Finnish genitive plural (1957); J.B.Olli, Fundamentals of Finnish grammar (1958); L.Hakulinen, Handbuch der finnischen Sprache (1960); B.Collinder, Fins som Kultursprfk (1962); M.Lehtinen, Basic course in Finnish (1963); T.Itkonen, Proto-Finnic final consonants (1964); M.H.Aaltio, Finnishfor foreigners (1964); O.Hormia, Lärobok i finska (1967); U. Groenke, Grundzüge der Struktur des Finnischen (1972).

< >