v./m. (-’s), vereniging tot het vertonen van films.
De Ned. Filmliga werd in 1927 in Amsterdam opgericht door voornamelijk jonge intellectuelen naar aanleiding van het verbod tot openbare vertoning van de Russische film De moeder van V.Poedovkin. De oprichters, o.a. J.Ivens, M.Franken, M.ter Braak, L.J.Jordaan en H.Scholten, gaven het tijdschrift Filmliga uit waarin vooral stelling werd genomen tegen de heersende amusementsfilm en waarin aandacht werd besteed aan film als zelfstandige kunstvorm, m.n. aan verschillende avant-gardestromingen. Naar buitenlands voorbeeld werd een eigen bioscoop, De Uitkijk te Amsterdam, geopend (1929). De Filmliga speelde een voorname rol bij het totstandkomen van een serieuze filmkritiek en was doorslaggevend voor de opkomst van de Ned. filmavant-garde.
Na de enthousiaste en succesvolle start trad al spoedig vervlakking op; interne meningsverschillen droegen bij tot de uiteindelijke ondergang. In 1936 werd met weinig succes een Nieuwe Filmliga opgericht. Na 1945 zijn in een aantal plaatsen voornamelijk studentenfilmliga’s actief met sterk wisselende resultaten.
In België bestaat sedert 1947 de Katholieke Filmliga (KFL), die zich aanvankelijk voornamelijk richtte op de morele beoordeling van films, in later jaren echter in het algemeen de belangstelling voor de film trachtte te bevorderen, o.a. sinds 1956 via het tijdschrift Film en Televisie.