Duits filosoof, *23.7.1804 Landshut, ♱12.3.1872 Reckenberg. Feuerbach was aanvankelijk aanhanger van G.Hegel, maar keerde zich weldra tegen diens ‘rationale mystiek’.
Hierdoor en door zijn Gedanken über Tod und Unsterblichkeit (1830), een polemiserend geschrift tegen het onsterfelijkheidsgeloof, verspeelde hij zijn kans op een professoraat. Na enkele werken over de filosofiegeschiedenis wijdde Feuerbach zich bijna uitsluitend aan het probleem van de religie. Zijn hoofdwerk is Das Wesen der Religion (1845), aangevuld door Theogonie (1857), die beide lange tijd grote invloed hadden. Feuerbach trachtte het religieuze geloof te ondermijnen door antropologische verklaringen. De godsdienst is zijns inziens ontstaan uit egoïstische menselijke neigingen en wortelt in ’s mensen afhankelijkheidsgevoel van de natuur, die aanvankelijk zelf als god werd gezien. In het christendom werd de godheid boven de natuur geplaatst, als een fantasiebeeld, tot leven gewekt door de wensen waartoe de levensnood leidde.
Alle godsgeloof is derhalve cultuurprodukt. De taak van de mens is zijn eigen essentie niet in een God te projecteren, maar te verwezenlijken. De waardevolle kern van alle religie is enkel de liefde tot de mensheid. De ethiek baseerde Feuerbach op de behoefte aan geluk. Mede door zijn tijdelijke invloed op K.Marx en F.Engels is Feuerbach historisch van belang. Werken: Sämtliche Werke (10 dln. 1846—66). Uitgave: door W.Bolin en F.Jodl (1903—11; 2e dr. 1959-1964).LITT. F.Engels, L.Feuerbachund der Ausgang der klassisch-deutschen Philosophie (1888); W.Bolin,
L.Feuerbach (1891); S.Radiwowicz, L.Feuerbachs Philosophie (1931); F.Grégoire, Aux sources de la pensée de Marx, Hegel, Feuerbach (1947); W.Schilling, Feuerbach und die Religion (1957); H.Arvon,
L.Feuerbach (1964); H.J.Braun, Feuerbachs Lehre vom Menschen (1971); J.Bakker e.a., L.Feuerbach (1972).