Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

farce

betekenis & definitie

[Fr.], v./m. (-n, -s),

1. glad vulsel uit alle denkbare, fijngemaakte, gezeefde en gebonden ingrediënten, gebruikt voor vis, wild, gevogelte, vlees (e);
2. klucht; (meestal oneig.) dolle, dwaze grap (e); (gew.) voor de —, voor de grap; ik heb de — ook gehad, precies hetzelfde is mij overkomen, dat grapje heb ik ook meegemaakt.

(e) TONEEL. De farce is een middeleeuws Frans kluchtspel, dat zijn naam ontleent aan het feit dat het als ‘vulling’, als kort sluitstuk, fungeerde van een gevarieerd toneelprogramma. Zij bestond gewoonlijk uit een 500-tal achtlettergrepige verzen. De personages zijn realistisch, maar ook stereotiep, en via een simpele intrige wint de list het van de domheid. De farce is dan ook eigenlijk slechts een gedramatiseerde fabliau. Hoewel uit ca. 1270 reeds Le garçon et l’aveugle bekend is, viel de bloeiperiode in de 15e eeuw. De meest bekende farce is Maître Pathelin. Uitgaven: Recueil de farces françaises inédites du XVe siècle, door G.Cohen (1949); Les farces, door E.Droz en H.Lewicka (in: Le recueil Trepperel Il, 1961).

LITT. G.Cohen, Le théâtre en France au moyen âge Il (1931).

(E) VOEDINGSMIDDELEN. Farce is een zeer taaie ‘lijm’-substantie, bereid uit meestal gelijke delen mager vlees en ijs waaraan wat zout wordt toegevoegd. Zij wordt door de slager gebruikt om voldoende binding in bepaalde grovere worstsoorten te bereiken.

< >