m. (-en), (psychologie) het streven mislukkingen te vermijden.
Faalangst manifesteert zich op twee manieren.
1. Negatieve faalangst heeft een desorganiserend karakter, speciaal in situaties die een bedreiging inhouden (examens of taken die als moeilijk worden ervaren); onder dergelijke omstandigheden gaat ‘irrelevant gedrag’ een hoofdrol spelen: transpireren, gekke gedachten, hartkloppingen enz. zorgen ervoor dat leerlingen dingen vergeten zijn die ze onder normale omstandigheden wel wisten.
2. Positieve faalangst kan als de tegenpool van negatieve faalangst gelden; leerlingen die gekenmerkt worden door een hoge mate van positieve faalangst raken in een bedreigende of moeilijke situatie in een soort optimale spanningstoestand, waardoor ze juist beter functioneren dan onder normale condities het geval is.
Faalangst staat niet los van ervaringen die het kind in de gezinssituatie heeft ondergaan, m.n. in situaties waarin van het kind een prestatie werd verwacht. Ouders van kinderen met hoge faalangst laten hun kinderen in een toestand van onduidelijkheid; de kinderen reageren hierop met irritatie en onzekerheid. Onderzoek toont aan dat negatief faalangstige kinderen het goed doen in een onderwijsprogramma dat hun een intensieve begeleiding biedt; leerlingen met een hoge faalangst hebben behoefte aan duidelijkheid, zekerheid en houvast. Voor het verminderen van negatieve faalangst is een goed affectief klimaat van groot belang; het maakt dat de leerling meer rust en zekerheid ervaart, wat ertoe leidt dat hij meer vertrouwen in zichzelf krijgt.
LITT. Prestatiemotief en faalangst in gezin en onderwijs (1971).