[Lat., het afwegende, onderzoekende], o. (-s, -mina), onderzoek naar de kennis of kundigheden van iemand die naar een graad of een betrekking dingt of tot een school of een hogere klasse wenst toegelaten te worden, door ondervraging, hetzij mondeling of schriftelijk, of beide: een afnemen, afleggen; — doen; door een — komen. Het schriftelijke examen kwam door de maatschappelijke ontwikkeling en de specialisatie van het beroep als selectiemiddel vooral in de 19e eeuw tot grotere uitbreiding.
Sedert de ontwikkeling der psychotechniek wordt het onderzoek naar de geschiktheid voor bepaalde beroepen meer gericht op de eisen die deze beroepen stellen. De universitaire examens hebben echter nog altijd betrekking op de verrichte studie; zij verlenen bevoegdheden voor diverse ambten, zonder altijd met de eisen hiervan rekening te houden. Als prognose voor het volgen van voortgezet onderwijs is het oude toelatingsexamen naar de verworven kennis een onbevredigend selectiemiddel gebleken. Enerzijds wordt daarom nu geprobeerd met objectieve toetsen een inzicht te krijgen in het intelligentieniveau van de kandidaten (zie multiple choice), anderzijds wordt betekenis gehecht aan de gegevens over het karakter. Er wordt in toenemende mate naar gestreefd de gangbare examens te vervangen door school-en studietoetsen.Belangrijk zijn de academische examens. In Nederland kent elke studierichting een kandidaatsexamen en een doctoraalexamen. Dit laatste geeft toelating tot de promotie. De examens zijn geregeld in het Academisch Statuut, dat voor bepaalde faculteiten bovendien een afsluitend baccalaureaatsexamen mogelijk maakt. In sommige studierichtingen gaat aan het kandidaats-of baccalaureaatsexamen een propedeutisch examen vooraf. Dit wordt geregeld door de faculteit. Andere richtingen kennen na het doctoraal nog examens waaraan bepaalde bevoegdheden zijn verbonden (b.v. het arts-of apothekersexamen).
België kent drie academische graden, waarvoor een examen vereist is, kandidaat, licentiaat en doctor. Het kandidaatsexamen bestaat voor sommige richtingen uit twee, bij andere uit drie proeven, het licentiaatsexamen uit drie of vier. Eén of twee jaar daarna kan men promoveren tot doctor op een proefschrift en stellingen. Verder kent men nog de aggregatie-examens (zie aggregatie, ONDERWIJS). Het keizerlijke China kende in het kader van de benoeming van ambtenaren een geheel examenstelsel.