v. (-sen),
1. vererving: bij, door — verkregen;
2. het geheel van wat iemand van een overledene erft, resp. wat deze nalaat (e): een — krijgen, aanvaarden, verwerpen, van de hand wijzen; (zegsw.) het lijkt wel of ze een — aan het verdelen zijn, het duurt verschrikkelijk lang; goed weer om een — te delen, gezegd als het aanhoudend hard regent;
3. (fig.) wat men van een voorganger of van een vroeger geslacht heeft overgenomen, wat uit vroeger tijd is blijven bestaan: van de vaderen.
(e) Erfenis is een verzamelwoord voor het geheel van rechten en verplichtingen dat door ➝erfopvolging overgaat. Zolang een erfenis nog niet is opengevallen kan, zelfs met toestemming van de erflater, geen overeenkomst over de erfenis worden aangegaan, behoudens het bepaalde voor het geval van huwelijksvoorwaarden; ook kan vóór het openvallen der erfenis geen afstand ervan worden gedaan of worden berust in testamentaire beschikkingen (art. 1370 lid 2 Ned. BW). Een erfenis valt open met en door de dood van de erflater. Van dat ogenblik af hebben de erfgenamen recht op de erfenis. Zij kunnen deze echter ➝verwerpen (art. 1103 Ned.
BW, art. 784 Belg. BW). Wie een erfenis verwerpt, wordt geacht nooit tot de erfenis geroepen te zijn (art. 1104 Ned. BW, art. 788 Belg. BW). De erfgenamen hebben daarnaast de keuze de erfenis zuiver te aanvaarden of te aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving (➝aanvaarding).
Een erfgenaam kan (zijn aandeel in) een erfenis verkopen. Wanneer hij dat doet zonder dat hij, stuk voor stuk, opgeeft waarin deze bestaat, is hij niet verder gehouden dan tot vrijwaring van zijn hoedanigheid van erfgenaam (art. 1573 Ned. BW). Indien bij de scheiding, waaraan de koper na de levering van het aandeel in de afzonderlijke baten van de erfenis deelneemt, het erfdeel kleiner of groter is dan verwacht werd, is de scheiding niet te vernietigen (art. 1164 Ned. BW).