[Fr. épaule, schouder], v./m. (-ten), schouderstuk, vnl. op uniformen.
Oorspronkelijk was de epaulet een schouderbedekking van eenvoudige stof op de linkerschouder om de patroontasbandelier op zijn plaats te houden. In de 18e eeuw, toen bij de infanterie de sabel aan een bandelier over de rechterschouder werd gedragen, werden op beide schouders epauletten aangebracht. Tijdens het Eerste Keizerrijk (1804-14) werden zij in Frankrijk, en kort daarna ook elders, op verschillende wijze verfraaid en als onderscheidingsteken van rang of functie gedragen. In Nederland was de epaulet tot 1867 rangdistinctief van officieren. Na 1879 komt zij voor in het ceremonieel tenue van opperofficieren van de Koninklijke Landmacht en van alle officieren van de Koninklijke Marine. In eenvoudiger uitvoering worden epauletten ook gedragen door leden van militaire muziekkorpsen.
In België wordt de rang op de epaulet gedragen door kolonels met de functie van brigadegeneraal, alsook door generaal-majoors en luitenant-generaals. De officieren van de luchtmacht dragen een rangdistinctief op de epauletten van de galakledij. De officieren en onderofficieren van lucht-, landen zeemacht dragen een rangdistinctief op het hemd van de zomerkledij. Op de gevechtskledij draagt men de rang steeds op de epauletten.