bn., slechts uit één (deel, vorm, factor enz.) of één stel of reeks bestaand, niet meervoudig, niet dubbel: enkelvoudige werktuigen; een enkelvoudige trilling; een enkelvoudige zaak; (taalkunde) in het enkelvoud staand; niet samengesteld; enkelvoudige tijden; een enkelvoudige zin; (natuurkunde) enkelvoudige lichamen, elementen; (plantkunde) enkelvoudig blad, waarbij de bladschijf slechts uit één stuk bestaat.
Een enkelvoudig blad b.v. heeft slechts één bladschijf; een enkelvoudig vruchtbeginsel ontstond uit één carpel, enz.