Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Enkelvoud

betekenis & definitie

o. (-en), (taalkunde) van zn.: die vorm van een woord die aanduidt dat er maar één zelfstandigheid van die soort wordt bedoeld; van bv. naamwoorden en ww.: de daarmee overeenstemmende buigings- of vervoegingsvorm: het werkwoord staat in het enkelvoud, in het meervoud; wat is het enkelvoud ?

< >