[Gr. egkuklios, rondgaand, vandaar: rondschrijven, zendbrief; Lat. litterae encyclicae], v. (-en), (R.K. Kerk) oorspronkelijk een bisschoppelijke brief, sinds de 18e eeuw uitsluitend gebruikt voor een zendbrief van de paus aan alle of vele kerkelijke overheidspersonen.
Een encycliek is ofwel gericht tot de hele wereld (litterae encyclicae) ofwel tot het episcopaat van een bepaald land (epistolae encyclicae). Encyclieken worden steeds geciteerd met hun beginwoorden, die zoveel mogelijk het thema van de brief aangeven. Zij bevatten geen onfeilbare uitspraken, maar als uitingen van het hoogste leergezag van de kerk hebben zij een belangrijke plaats in de meningvorming van de rooms-katholieken. Belangrijke encyclieken van de laatste pausen zijn o.m. Humani generis van Pius XII (1950; over nieuwe leerstellingen die de grondslagen van het geloof bedreigen); Mater et Magistra (1961; over de nieuwere ontwikkelingen van de sociale kwestie) en Pacem in terris (1963; over de vrede), beide van Johannes XXIII; Populorum progressio (1967; over de ontwikkeling van de volkeren) en Humanae vitae (1968; over geboortenregeling), beide van Paulus VI.
Uitgaven: de Ned. serie Ecclesia Docens.