[Sp., overdracht], v. (-’s), (ook: repartimiento),
1. inkomsten uit cijnzen en landopbrengsten als privilege van de grote Spaanse ridderorden, dat zwaar drukte op de boerenbevolking;
2. toewijzing door de Spaanse koning van land, met bewoners en al, aan de conquistadores (veroveraars) in de Spaanse kolonies in Latijns-Amerika, om er de inkomsten van te genieten.
Het systeem van encomienda werd al in 1497 van Columbus afgedwongen door opstandige volgelingen. De encomendero mocht arbeid verlangen van de op het hem toegewezen gebied wonende Indianen, maar moest hen daarvoor betalen, beschermen en inwijden in het christelijk geloof. Het systeem gaf echter aanleiding tot veel misbruik, vooral (verboden) gedwongen arbeid, waardoor de Indianen in feite slaven werden, hetgeen sterk heeft bijgedragen tot hun uitroeiing. De toekenning was in principe persoonlijk, van tijdelijke aard, herroepbaar en onderworpen aan toezicht van de autoriteiten (die echter zelf encomendero waren). De eerste die heftig tegen het systeem inging, in een poging de Indianen te redden, was Bartholomé de Las Casas. Ook latere pogingen tot opheffing (1520, 1530, 1542) mislukten door de tegenstand van de kolonisten.
Sedert 1528 waren de toewijzingen zelfs voor het leven en eventueel erfelijk. Vanaf 1701 echter werden encomienda’s waarvan de houder niet zelf op het land verbleef, en na 1718 die waarvan de houder overleed, onder koninklijk beheer gesteld. Tegen het einde van de 18e eeuw waren zij praktisch verdwenen (in 1855 afgeschaft), maar het systeem bleef vrijwel ongewijzigd voortbestaan in het (meestal via de encomienda’s opgebouwde) grootgrondbezit.