[Gr. egkefalos, hersenen], v., verzamelnaam voor ontstekingen van de hersenen.
Encefalitis kan verschillende oorzaken hebben, kan acuut of chronisch zijn, interstitieel of parenchymateus zijn en al of niet met ettervorming gepaard gaan. Enkele vormen hebben een geheel bepaald karakter, b.v. de encefalitis die epidemisch voorkomt en waarvan het belangrijkste verschijnsel de slaapzucht is. Deze encefalitis wordt veroorzaakt door een virus. Opvallend is het samengaan van encefalitis met griepepidemieën. Overdracht van mens op mens is vastgesteld. De incubatietijd duurt 8-14 dagen, soms nog langer, tot 3-4 weken. Encefalitis heeft reeds meermalen in Europa epidemisch gewoed.
Het hoofdverschijnsel, vaak ook het eerste, is slaapzucht. De patiënten geraken in een eerst apathische, dan soporeuze toestand, die veel op slaap lijkt en waarin zij weken kunnen blijven. Zij zijn gemakkelijk te wekken, zodat voedselopneming, ontlasting en urinelozing regelmatig kunnen plaatshebben. De slaapzucht kan het enige verschijnsel blijven. Vaak treden onwillekeurige spiersamentrekkingen op in de vorm van choreatische bewegingen. Tot de meest veelvuldige verschijnselen behoren verlammingen of paresen van de oogspieren, die bij genezing weer verdwijnen.
Psychische stoornissen komen in vele gevallen voor, maar zelden belangrijk. Naast deze verschijnselen kunnen nog andere optreden, die met de lokalisatie van het proces in verband staan, zoals parkinsonisme, verlammingen, dubbelzien, paresthesieën, hik. De temperatuur is niet of slechts weinig verhoogd. In het cerebrospinale vocht behoeven geen belangrijke veranderingen te worden gevonden. De mortaliteit is vrij hoog, 20-25%. Aan het acute stadium kan zich een chronisch stadium aansluiten.
Vaak zijn infectieziekten (bof, mazelen, herpes e.d.) de oorzaak van encefalitis. Soms geheel plotseling, soms in enkele dagen ontwikkelt zich een zware hersenziekte. Als complicatie na vaccinatie tegen pokken kan encefalitis optreden, vooral wanneer de vaccinatie geschiedt bij volwassenen die nooit eerder gevaccineerd zijn. Dankzij de mogelijkheid tot behandelen met bijnierschorshormonen is het verloop van de twee laatst beschreven vormen minder ongunstig geworden. De sterftekans is eveneens aanzienlijk afgenomen.