[Gr., van ivoor, Egyptisch ‘Aboe Jeboe, vandaar Aram. Jeb], eiland in de Nijl bij Aswan, in de oudheid een centrum van de cultus van de god Chnoem.
Elefantine heeft altijd een belangrijke rol gespeeld: in de omtrek lagen de granietgroeven waaruit de farao’s het materiaal haalden voor hun bouwwerken; strategisch was het van belang als grensvesting tegen Nubië en omdat de karavaanweg naar het zuiden er langs liep; het was een stapelplaats van Afrikaanse goederen; ook bevond zich hier de zuidelijke Nijlmeter. Op de zuidzijde liggen nog de ruïnes van de stad Elefantine; resten van tempels zijn slechts bij lage waterstand zichtbaar. In 410 v.C. werd de tempel van een joodse kolonie op Elefantine verwoest; hun godsdienst was een mengsel van jahwisme en heidendom. zie Elefantine-papyri.
LITT. B.Porten en J.C.Greenfield, Jews of Elephantine and Arameans of Syene (1974).