[Ottomaans-Turks, heer], m. (-’s), in Turkije titel van staatsdienaren, in ruimere zin van meer aanzienlijke personen, zoveel als mijnheer; volgt achter de naam.
De titel efendi werd reeds in Turks Anatolië gebruikt in de 13e eeuw. In het Osmaanse Rijk was het eerst een titel van ministers, ook de sultan zelf werd megas avthentis (Grote Heer) genoemd. Vanaf de 15e eeuw was het een titel voor hoge staatsbeambten van de kanselarijen en de godsdienstige hiërarchie. In de 19e eeuw werd het gebruik van de titel bij de wet geregeld. Hij mocht toen alleen voor prinsen van de keizerlijke dynastie, vrouwen van de sultan, de sjeich oel-islam, oelema’s, hoofden van niet-islamitische gemeenschappen, en ambtenaren tot de rang van majoor gebruikt worden. In de praktijk werd de titel echter gebruikt voor alle leden van de hogere standen, die niet bei of pasja waren.
Zo werd in het moderne Turks de betekenis tot niet meer dan mijnheer of mevrouw (beyefendi, hanimefendi of kortweg efendim). In de niet-Turkssprekende landen van het Midden-Oosten werd efendi de term voor hen die een westerse vorming of opleiding hadden gehad.